Twee kippen.

Er lopen twee kippen,
in het groene gras.
Twee leuke kippen,
ze wonen er pas.
Je raakt gewoonweg van je stuk.
Als je ziet dat pril geluk.
Ze trappen de plantjes helemaal plat.
Pikken het konijn zomaar in haar gat.
Ik noem haar Hannie.
En haar vriendin Hennie.
Twee frisse kippen.
In het groene gras.

Het konijn wordt zwaar belaagd.
Zomaar uit haar tuin verjaagd.
Jij hoort hier niet, kakelen ze gepikeerd.
Konijnen horen in een bos, klinkt het geïrriteerd.
Maar ik was hier eerst snuffelt het konijn verrast.
Ach jij was enkel maar te gast.
Wij werken voor onze kost.
Alsof op commando wordt er een eitje gelost.
Jij vreet enkel de planten kaal.
Gaat met het lekkerste aan de haal.
Je loopt ons voor de poten,
heel onze tuin gaat naar de kloten.

Er lopen twee kippen,
in het groene gras.
Twee leuke kippen,
ze wonen er pas.
Je raakt gewoonweg van je stuk.
Als je ziet dat pril geluk.
Ze trappen de plantjes helemaal plat.
Pikken het konijn zomaar in haar gat.
Ik noem haar Hannie.
En haar vriendin Hennie.
Twee frisse kippen.
In het groene gras.

Nu woont dat arme dier onder de bank.
Onzichtbaar, zonder klank.
Wiebelt ze angstig met haar neus.
Ze wil vrienden maar heeft geen keuze.
Heb je veren of een vacht.
Alles draait duidelijk om macht.
De wet van de sterkste,
een grote bek.
iedereen verdient zijn eigen plek.

Er lopen twee kippen,
in het groene gras.
Twee leuke kippen,
ze wonen er pas.
Je raakt gewoonweg van je stuk.
Als je ziet dat pril geluk.
Ze trappen de plantjes helemaal plat.
Pikken het konijn zomaar in haar gat.
Ik noem haar Hannie.
En haar vriendin Hennie.
Twee frisse kippen.
In het groene gras.

Een konijn heeft geen verweer.
Haar zachte vacht doet niemand zeer.
Scherpe woorden kent ze niet.
Een wiebelend neusje is al wat je ziet.
Scherpe klauwen die doen pijn.
Een venijnige snavel is niet fijn.
Dus kiest ze het hazenpad.
Al had ze het liever anders gehad.
Soms gaat ze toch naar buiten.
Waar ze haar direct naar haar plek fluiten.
Ik bekijk het met leden ogen.
Herken het gebrek aan mededogen.

Er lopen twee kippen,
in het groene gras.
Twee leuke kippen,
ze wonen er pas.
Je raakt gewoonweg van je stuk.
Als je ziet dat pril geluk.
Ze trappen de plantjes helemaal plat.
Pikken het konijn zomaar in haar gat.
Ik noem haar Hannie.
En haar vriendin Hennie.
Twee frisse kippen.
In het groene gras.

In een heel boos land.
Maken mensen elkaar van kant.
Niet met messen, of geweren.
Weet dat woorden ook bezeren.
Wordt er met oordelen gesmeten.
Elkaar het leven zuur verweten.
Eigen volk dat heerst.
Wat is eigen en wie was eerst?
Gesloten grenzen, steden vol beton.
Recht van spreken verliest zijn tong.
Empathie wordt een vak op school.
Ratten kruipen uit het riool.
Huidhonger een begrip.
Eenzaamheid stijgt met stip.
Ik kijk naar mijn kippen.
Krijg het nauwelijks over mijn lippen.
Ga jullie schamen in de hoek.
Mijn begrip is even zoek.

Miss. Blue Sky.